Tour eclipse 1999

Augustus 1999 met Wim op de fiets naar de zonsverduistering. Over weer, wind, materiaalpech en the greatest show on earth. Legendarisch, zoals iedere fietstocht.



Hoe het plan precies ontstond durf ik niet met zekerheid te zeggen. Maar ons kennende vermoed ik dat Wim –met z’n fijne neus voor trends en hypes– als eerste op het idee is gekomen om er naartoe te gaan. We hebben het dan over de beroemde zonsverduistering van woensdag 11 augustus 1999.
 
Ja, je lacht er misschien om, maar destijds, in een zomer zonder voetbal of Olympische Spelen, hartje komkommertijd, was het een big event hoor, die zonsverduistering. Voor het eerst in jaren was dit bijzondere natuurfenomeen namelijk in Nederland te zien. De kranten stonden er vol van, de speciale brilletjes waren niet aan te slepen. Alleen: vanwege de hellingshoek van de aarde kon je de verduistering in Nederland slechts gedeeltelijk zien, wilde je deze greatest show on earth helemaal meemaken dan moest je naar het zuiden, naar de zogeheten ‘totaliteitszone’ die ongeveer begon op de grens tussen België en Frankrijk. Dat was dus waar we naartoe zouden gaan.
 
Maar dat we op de fiets gingen…dat moet mijn inbreng zijn geweest. Ik was de fietser van ons tweeën en kon bogen  op een aantal fietsvakanties, waaronder een legendarische tocht naar Boedapest toen ik 20 was (HIER). (Trouwens ook op een legendarisch mislukte tocht naar Santiago, toen ik nog voor Parijs afstapte, verpletterd door eenzaamheid.) Iedere aanleiding om ergens heen te fietsen greep ik aan, en dit leek mij een prima doel. Het mooie aan fietsen is dat het een soort van heroïek verleent aan zelfs de meest suffe uitstapjes. Met de auto hadden we makkelijk in één dag heen en terug gekund naar de zonsverduistering, geen probleem. Maar door de fiets te pakken zouden we een week onderweg zijn en werd het een enorm avontuur.

Het zou onze eerste vakantie samen worden. Ik had Wim twee jaar eerder ontmoet, in september 1997, toen we beiden als uitzendkracht werkten bij de Detam (voorloper van het illustere UWV) in het karakteristieke bakstenen pand aan de Nijenoord in Utrecht. De eerste keer dat ik hem zag zat hij in een retro ribfluwelen colbertje een krant te lezen in de kantine. Op een of andere manier viel hij in die setting een beetje uit de toon en dat zou later ook wel blijken, want na verloop van tijd voelde hij zich doodongelukkig worden binnen zo’n uitkeringsfabriek als Detam en zou hij overstappen naar poppodium Tivoli, een werkomgeving waar voor hem meer muziek in zat. (Nog later werkte hij als tuinman bij een spiritueel centrum in Frankrijk, weer iets heel anders.) We sloten snel vriendschap met elkaar. Toen Detam (inmiddels Cadans geheten) verhuisde naar Zeist (HIER) fietsen we ’s middags regelmatig samen terug naar huis door het mooie landgoed Amelisweerd. Ook op vrije dagen maakten we soms fietstochtjes, waarbij we op raadselachtige wijze áltijd uitkwamen bij de Maarsseveense Plassen zodat Wim –nu we er toch waren, jaja­– een kijkje kon nemen op de parken met recreatiewoningen. Hij speelde met het idee daar te gaan wonen en is dat niet lang daarna inderdaad gaan doen.

Kortom, een stukje fietsen was niet nieuw voor ons, maar helemaal naar de Ardennen was dat wel, in ieder geval voor Wim. Hij zag er enigszins tegenop: tegen de heuvels, en tegen het feit met een ervaren fietser op pad te moeten. Zou hij niet hopeloos achterblijven? En dan het verschil in materiaal, hij moest het doen met een tweedehandsje, een sportieve herenfiets met een tiental versnellingen terwijl ik een heuse Giant mountainbike met 21 versnellingen had, twee jaar daarvoor aangeschaft voor mijn fietstocht naar Santiago, nee Saint Quentin. In werkelijkheid was dat echter maar een plomp ding, had stevig roken en drinken mijn conditie naar de kloten geholpen en ging ik net zo moeizaam omhoog als iedere andere Hollandse polderjongen, kortom, het dreigde een prima tocht met z’n tweetjes te worden. Tent, tassen, slaapzakken, kookspulletjes leverde ik, Wim kwam met de nodige gadgets waaronder twee hangmatten, eclipsbrilletjes en een zakje wiet. Dat  laatste onder het motto ‘de Tour wordt ook niet op water en brood gereden’. Zonder al te veel voorbereiding vertrokken we. We schrijven zaterdag 7 augustus. De deadline is duidelijk: woensdag 11 augustus om 10:27 moeten we in de buurt van de Franse grens zijn. Want de zon wacht op niemand.

Dag 1: Maastricht – Esneux , 72 kilometer
Na weken van schitterend weer fiets ik nu ’s morgens vroeg door de stromende regen naar Wim, die toen nog in de Minstraat woonde. Samen stappen we op de trein naar Maastricht. We drinken koffie op het Vrijthof, kopen een kaart van de Ardennen en vertrekken dan richting Luik, via de oostelijke oever van de Maas. Niet de beste oever. Snelweg, spoorlijn, vervallen fabrieken, lege straten…’één lange Minstraat’ aldus Wim, verwijzend naar z’n eigen straat in volksbuurt Sterrenwijk waar hij graag weg wil. Rondom Luik de eerste heuvels, die er flink inhakten, bij mij nog meer dan bij Wim. Flink verkeerd gereden en tenslotte een camping gevonden waar we een fraaie zomeravond beleefden.



Dag 2: Esneux – La Roche en Ardenne, 78 kilometer
Regenachtige dag. Langs de Ourthe fietsen we naar Hamoir voor de lunch. Vanaf hier gaat het terrein stijgen, steeds een beetje venijniger, tot we een paar uur later het hoogste punt op zo’n 500 meter hebben bereikt en de afdaling naar la Roche inzetten: zeven kilometer vliegen, bocht na bocht na bocht over prima wegdek tot we het stadje in denderen, Wim een beetje bleekjes om de neus. De camping bevindt zich aan de andere kant van het stadje. Voor de ingang heeft een circus z’n tenten opgezet, dromedarissen grazen in het veld. ’s Avonds eten we bij een Grieks restaurant.

La Roche is een pareltje, het hart van de Ardennen, maar naarmate je vaker komt lijkt het kleiner te worden. Een ruïne op een heuvel, een winkelstraat, een brug over een rivier in een decor van steile rotswanden vol naaldbomen. In de oorlog is er flink gevochten, een tank op een parkeerplaats herinnert er nog aan. Ik was hier een keer in een weekend in september. ‘s Ochtends vroeg sloop ik van de camping en zocht een boulangerie, die hier op zondag gewoon open zijn. Terwijl ik met baguettes en chocoladebroodjes terugliep hoorde ik ineens een enorm geraas en voelde de brug tot in m’n ingewanden trillen. Wat gebeurde hier? Op dat moment stak de loop van een kanon de hoek om en zag ik een legertank de winkelstraat inrijden. Ik stond aan de grond genageld. Het bleek onderdeel van een historisch defilé ter herinnering aan het Ardennenoffensief. Sindsdien heb ik wel een beeld bij het ontstellende geweld van een tank. Kreeg trouwens vreemde blikken toen ik met de broodjes én dit verhaal terugkwam op de camping.



Dag 3: La Roche en Ardenne – Amberloup, 32 kilometer
We zagen de bui een beetje hangen. Zo’n afdaling naar beneden was mieters, weer omhoog zou niet best zijn. Maar wie niet sterk is moet slim zijn. Toen ik ’s ochtends koffie dronk en de kaart bestudeerde –altijd en eeuwig ben ik eerder wakker dan m’n reisgenoten­– meende ik een ieniemienie weggetje langs een ieniemienie riviertje te ontwaren dat als een staart tussen de benen La Roche verliet. Nog mooier, het bleek het onbeduidende stroompje te zijn dat voor onze tent stroomde. Vanaf de camping konden we zo het dal uitfietsen, door het bos, wel omhoog natuurlijk maar heel geleidelijk en prima te doen.

Helaas zouden andere problemen die dag onze aandacht opeisen. Mijn derailleur maakte akelig tikkende geluiden. Met mijn eigen beperkte gereedschap viel weinig uit te richten. Daarom liepen we, eenmaal bovenop de heuvel, in Tenneville, een fabriekerige loods binnen en vroegen om wat gereedschap. We draaiden mijn achterwiel los, haalden de tandwielen eraf en zagen toen tik tik tik de kogellagers op de grond stuiteren en naar alle kanten wegspringen. Ontsteld keken we naar elkaar. Nee! Wat nu? Maar we hadden enorm geluk. De eigenaar van de loods kreeg met ons te doen. Hij gooide m’n aangeslagen wiel in de achterbak en reed ons samen met z’n zoontje naar Bastogne, op zoek naar een fietsenmaker. Die bleken alle dicht op maandag. We reden daarom wat in het rond en kwamen tenslotte terecht in een onooglijk dorpje waar een oud, kaal mannetje een schuur vol mountainbikes had staan en voor 25 gulden een compleet nieuwe bus tandwielen monteerde. We waren gered! Het hele oponthoud had twee uur geduurd.

Terug op de fiets kwamen er nog steeds vervelende geluiden ergens bij mijn achterwiel vandaan. Iedereen die wel eens een tochtje maakt weet hoe onuitstaanbaar zoiets is. De rest van de middag bleven we afstappen, het achterwiel inspecteren, het een of ander aandraaien, weer opstappen, merken dat er niets was veranderd etcetera etcetera. Ik werd er behoorlijk chagrijnig van en in Amberloup, nauwelijks 30 kilometer van La Roche, waren we er wel klaar mee vandaag. We deden boodschappen en gingen op zoek naar een plekje om wild te kamperen.

Langs een riviertje (de Ourthe Occidentale, of Westelijke Ourthe zoals die hier heet) verlieten we Amberloup, passeerden het buurtschap Tonny (met DEZE camping) en kwamen op een bospad dat we volgden tot we links van ons, aan de overkant van het water, een grasveldje zagen. We laadden de bagage af en worstelden ons toen met tassen en fietsen door het snelstromende water, dat tot over de knie kwam. Tentje opgezet aan de rand van het bos, hangmatten geïnstalleerd. Het duurde even voor we innerlijk tot rust kwamen, zoals wel vaker als je in het ‘wild’ kampeert, maar eenmaal in tune met de omgeving realiseerden we ons wat een schitterende plek we hadden gevonden. Het bos, de ruisende rivier, de verlatenheid, de schemerstilte die je voelde neerdalen… Alle frustraties van de dag waren vergeten, hier deden we het voor. In onze hangmatten tussen de naaldbomen beleefden we een heerlijke, geestverruimende avond.



Dag 4: Amberloup – Chiny, 51 kilometer
Regen. We moeten wachten in de tent. Het idee weer met alle zooi door de rivier te waden staat ons erg tegen. In een heldere bui besluit een van ons naar de andere kant van het grasveld te lopen en daar blijkt gewoon een weg te lopen, zodat we even later zonder moeite de fietsen weer het asfalt opduwen. Ideaal, die Ardennen. ‘s Avonds nog authentiek in het wild, ’s ochtends de N826 onder handbereik. We fietsen verder in zuidelijke richting, door een golvend landschap met veel bos en kleine dorpjes. De hellingen zijn minder steil, onze benen sterker, kortom het fietst lekker door, alleen het regenachtige weer had beter gekund. In een stortbui dalen we af naar Chiny, ons eindpunt. We zetten de tent op in het bos op een drukke, rommelige camping en fietsen naar het plaatsje, dat weinig voorstelt. De zonsverduistering lijkt de enige attractie hier.



Dag 5: Zonsverduistering, 28 kilometer
Vandaag gebeurt het. Om 10:27 om precies te zijn. Dan schuift de maan, die door een wonderbaarlijk toeval vanaf de aarde even groot lijkt als de zon, precies voor de zon en is deze 1 minuut en 49 seconden lang niet meer te zien is. Zaak is om even een goed uitzichtpunt te vinden. Na wat rond fietsen installeren we ons op een landweggetje dat over een heuvelrug loopt. Weids zicht, vooral omhoog. Alleen de bewolking kan nog roet in het eten gooien, want het is flink bewolkt en met een zon achter de wolken valt er weinig te beleven natuurlijk. Maar we hebben mazzel, juist op tijd breekt de boel open en is de zon goed te zien, of eigenlijk steeds minder.



De maan is ongeveer een uur bezig om voor de zon te kruipen en in dat uurtje wordt het geleidelijk schemeriger, het landschap krijgt een metalige glans. Vogels worden stil, koeien kruipen bij elkaar in een hoekje, alles lijkt erop te duiden dat de avond valt. Behalve dat het op ons landweggetje steeds drukker wordt en menige auto in de berm een plaatsje zoekt. Naast ons staat een ouder stel paraat met een lasmasker. Op het moment dat de zon helemaal is afgedekt wordt het vrijwel donker en als in die duisternis na twee minuten de eerste zonnestralen weer op aarde komen afgevuurd is dat een indrukwekkend gezicht. Het geeft je weer gevoel voor de oerkracht van de zon, dat machtige hemellichaam, centrum van ons stelsel en bron van alle energie op aarde, iets wat je wel eens vergeet in het gedachteloze bestaan van alledag waar de zon somtijds maar hinderlijk in je ogen schijnt.

Zonder de zon was er geen leven op aarde geweest. Zonder de maan ook niet trouwens, en zonder de aarde zelf al helemaal niet. Niets had anders moeten zijn om Wim en mijzelf vandaag op dit landweggetje te krijgen, niets in de oneindige geschiedenis van het heelal en eveneens niets in de petite histoire van onze eigen levens. Dat zijn de gedachtes die je krijgt als je stoned op de camping nog eens napraat over een eclips.



Overigens hoef je ons kampeerders niets te vertellen over het belang van de zon. Een week lang kruipen we iedere ochtend verkleumd de tent uit, met verstijfde botten die schreeuwen om een injectie van warme zonnestralen. Onze slaapzakken zijn veel te dun, merken we. Het mag dan augustus zijn, hartje zomer, we hebben onderschat hoe koud de nachten dan nog kunnen zijn, zeker hier in het hooggebergte van België. Daar helpen een paar whisky’s in het café van Chiny weinig aan. We stellen vast dat de vakantie een groot succes is: het samenzijn bevalt, de benen draaien, de deadline is gehaald, maar als we ooit nog een keer op pad gaan moeten we absoluut iets doen aan die slaapzakken

(We houden woord. Een jaar later gaan we fietsen in Schotland (HIER), met achterop twee nieuwe bovenste beste mummy-slaapzakken. Wat een heerlijkheid! Dankzij die slaapzakken, die ik nog steeds gebruik, heb ik het nooit meer koud gehad, zelfs niet bij temperaturen onder nul in de Himalaya. Ik kocht ze bij de Bever aan de Balijelaan. Nog zie ik voor me hoe de verkoper opgetogen uit het magazijn kwam: ‘Ik heb een linker en een rechter gepakt, kun je ze aan elkaar ritsen.’ Haha, dacht ik, dat moet Wim horen. Maar later heb ik de slaapzakken vaak met Christel gebruikt en waren we maar wat blij dat ze aan elkaar geritst konden worden, dus leve die verkoper…)

Dag 6: Chiny – Wellin, 67 kilometer
En terug maar weer. Een frisse, bewolkte dag, maar zonder regen. In de loop van de middag wat venijnige klimmetjes. Het snelheidsrecord van deze trip gehaald, 61 kilometer per uur, op een verlaten weg door het bos waar ik mijzelf durfde te laten gaan. (Dit in tegenstelling tot de bochtige afdaling naar La Roche waar de teller op 54 bleef staan.) Boodschappen in Wellin gedaan en een paar kilometer teruggefietst naar een schilderachtig stenen bruggetje dat potentie leek te hebben voor een wilde overnachting. Fietsen onder prikkeldraad doorgeschoven en tent opgezet onder de bomen naast het bruggetje. Mooi plekje, maar een beetje koud en donker zo in de schaduw van het bos. Pompoensoep gegeten waarvan de helft over m’n schoot ging. In slaapzak en hangmat de avond doorgebracht. ‘Even hangen’ noemen we dat.

Die hangmatten zijn een briljant idee van Wim: na deze Tour Eclipse zal ik nooit meer een fiets- of kampeervakantie zònder hangmatten doorbrengen. Je kunt er in liggen, je kunt er in zitten, en alles zonder hinder van harde grond, nattigheid, kriebelende beestjes of ander ongerief uit des aardes schoot, waar je ontspannen een halve meter boven ligt. Vooral na een dagje fietsen is het heerlijk je moede leden uit te strekken in een zacht wiegende hangmat. Het betekent wel dat je sindsdien anders een camping oprijdt, je kijkt niet meer waar de mooiste plekken zijn of de douches, primair zoek je naar goede bomen om te kunnen hangen. Al word je in de loop der jaren steeds creatiever. Ik heb tegenwoordig, als ervaren hanger, met een paar goede spanbanden op zak, niet veel meer nodig om twee hangmatten de lucht in te krijgen.

Dag 7: Wellin – Thon, 74 kilometer
Over deze dag kan ik in mijn dagboek van destijds alleen dit vinden: “Via Mont Galtier en bierstadje Ciney, waar we stokbrood en omelet hebben gegeten. Camping beetje shabby, Wim vond het maar niks. Wat restjes bij elkaar gegooid en een soort pastasoep met spek en ui gegeten.”

Dag 8: Thon – Maastricht, 99 kilometer
Vanaf Thon dalen we ‘s morgens meteen af naar het dal van de Maas en de rest van de dag blijven we min of meer de Maas volgen, tot aan eindpunt Maastricht toe. Awel, dit stukske, aan weerszijden van Luik, hoort zeker niet tot het meest pittoreske deel van het land hè! Een kerncentrale, veel zware industrie. Eén fabriek is zo groot dat de weg over het terrein heen loopt. De dorpen bestaan uit lange, eentonige straten met grauwige huizen. Als we ergens stilstaan om een snicker te eten worden we gepasseerd door een ernstig mismaakte man – het lijkt Wim symptomatisch voor deze vernielde streek. Nog erger wordt het als we Luik naderen en in een bad trip van drukke wegen, regen en chaos verzeild raken. Dan de laatste 25 kilometer naar Maastricht, in stromende regen. Pas bij Kanne, bij de grens, klaart het op. Niettemin hebben we al besloten het kamperen voor gezien te houden en spoeden ons naar het VVV, waar we vlak voor zessen arriveren. Wim regelt een hotelletje terwijl ik buiten een verkoudheid op loop. Het is ‘In den Hoof’ geworden, aan de weg naar Vaals. ’s Avonds eten we bij een Chinees en drinken we een biertje op het Onze-Lieve-Vrouwen-plein, ter afsluiting van onze alreeds legendarische fietstocht door weer, wind, materiaalpech en verduisterde zon.

Onze Tour Eclips zit erop. We hebben in acht dagen 525 kilometer gefietst, gemiddeld zo’n 65 per dag. Dat is lang niet slecht voor de Ardennen. Wim had zich geen zorgen hoeven maken: samen fietsen ging prima, en ook voor de rest ging het boven verwachting goed met z’n tweetjes. Voor herhaling vatbaar, besluiten we.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten